| 3 | Van Noorderlicht tot Roeiboten – Dag 3 t/m 5 op de Kungsleden
- Milan Gelden
- 9 mei
- 4 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 16 jun

Aan het eind van dag drie kom ik aan bij een uitgestrekt meer. Het waait wat, maar de plek is prachtig en ik vind een vlak stuk grond voor mijn tent. Mijn voeten en sokken zijn doorweekt van het moerassige pad. Dit traject is een aanslag op je voeten – constant nat, over scherpe rotsen en dikke wortels. Je moet je aandacht erbij houden, wat soms vermoeiend is, maar het levert ook magische stukken op: planken door het moeras, herfstbladeren als een kleurrijk tapijt onder je voeten.
Het is een heldere namiddag en ik heb goed bereik. Ineens denk ik aan die app die Lisa me aanraadde – eentje die de kans op het noorderlicht laat zien, gebaseerd op je locatie. Lisa heeft lange tijd in Noorwegen gewoond, dus ze weet waar ze over praat. Ik download de app, en jawel: 47% kans om het noorderlicht te zien, rond middernacht.
Later kruip ik mijn slaapzak in met uitzicht op het meer, tentdeuren open. Rond 00:00 word ik wakker. Er fonkelt iets in de lucht. Slaperig sta ik op, grijp mijn camera en statief. Noorderlicht! Het is ijskoud, maar door de opwinding merk ik het nauwelijks. Ik probeer foto's te maken, maar heb geen idee hoe. Snel zoek ik online naar de juiste instellingen: sluitertijd 10 seconden, diafragma zo laag mogelijk, ISO rond 1600. Ook de timer aan, om trillingen te vermijden. Na wat pogingen lukt het – ik krijg het licht op beeld. In werkelijkheid was het subtieler dan op de foto, maar wat een ervaring. Koud, maar voldaan duik ik weer mijn slaapzak in, al slaap ik die nacht nauwelijks meer.
De volgende ochtend begint met een strakblauwe lucht. Ik voel me moe en mijn achillespees begint op te spelen. De vierde loopdag verloopt stroef. Mijn doel is het gehucht Jäkkvik, waar zich de enige supermarkt bevindt tot het einde van deze trail. Wederom is het pad zwaar: rotsen, modder, volle concentratie vereist. Halverwege ligt Adolfström, een klein dorpje. Bij een typisch rood Zweeds huis zie ik een bordje: koffie, broodjes, boodschappen. Ik stap naar binnen en waan me in een museum. De muren hangen vol met oude blikken, kerstposters, apparaten. Een vrouw van rond de 70 begroet me enthousiast en vraagt waar ik vandaan kom. Ze noteert mijn naam en herkomst in een boek – een soort wandel-logboek.
Ze serveert me twee versgebakken kaneelbroodjes en een cappuccino. Dit verzacht de fysieke ongemakken van de dag aanzienlijk. Iets later komen er twee frisse mensen binnen. Geen wandelaars. De geur confronteert me ineens met mijn eigen staat – het doet me denken aan de PCT in de VS, waar ik soms een week geen douche of schone kleren had. Ik loop weer door, maar blijf hangen in de pijn. Omdat ik de sluitingstijd van de supermarkt wil halen, slik ik een ibuprofen – tijdelijk helpt het, maar ik weet dat het geen structurele oplossing is.


In Jäkkvik kampeer ik op een camping met douche en een verwarmde ruimte. De winkel valt wat tegen – weinig geschikt eten voor hikers. Geen Adventure Food te bekennen, dus het wordt weer noodles met couscous. Ik raak aan de praat met wat andere wandelaars die naar het zuiden lopen. We wisselen ervaringen uit – onder andere over de PCT – en praten over wat mij nog te wachten staat. Blijkbaar moet ik morgen twee meren over. Eén met de roeiboot, de ander met een motorboot die slechts één keer per dag vaart… om 9:00.
Little did I know: het is 18 km naar dat punt, en met mijn vermoeidheid en achillesklachten is dat geen realistisch doel. Ik besluit het rustiger aan te doen. Ik slaap als een blok en word wakker met mijn hoofd naast het matje – teken van diepe slaap. Na het ontbijt loop ik rustig verder. Geen haast.
Na een paar kilometer bereik ik het eerste meer. Er liggen zwemvesten in een houten kist en twee roeiboten aan een touw. Ik trek een vest aan, leg mijn tas in de boot en begin te roeien. Althans, dat dacht ik. Mijn techniek laat te wensen over en ik drijf langzaam af naar de zijkant van het meer. Ik adem diep in, stel mezelf gerust en probeer het opnieuw. Langzaam kom ik op koers, en na een tijdje bereik ik de overkant.
Vanaf de andere kant komt een wandelaar aanroeien, compleet meegevoerd door de stroming. Even overweeg ik de hulpdiensten te bellen, maar uiteindelijk zie ik dat hij het redt. Roeien blijkt toch lastiger dan gedacht – zeker met bepakking.
Rond vier uur kom ik aan bij het tweede meer. Ik zet mijn tent op aan het water en maak voor het eerst op deze tocht een kampvuur. Ik heb tijd zat en geniet van de rust. Het uitzicht is wederom adembenemend. Het enige wat ik hoor is de stroming van een beekje achter me, dat van de bergen het meer instroomt. Pure natuur. Geen auto’s, geen mensen, alleen dit.
Ik duik vroeg mijn slaapzak in, want morgenochtend om 9:00 word ik opgehaald door een man met een bootje die me naar de overkant brengt.
De tocht gaat verder – langzamer, met pijntjes, maar ook met intense momenten van verwondering en verbinding met de natuur.



















Opmerkingen